Ik ben een klaagvrouw in het kwadraat en God heeft besloten dat het klaar moet zijn. Nieuwe fase van Dochterlief. Bij ieder onvertogen woord dat van mijn lippen vloeit, staat ze voor me, met haar stralende snuitje en steeds weer die vraag: ‘Ben je blij, mama?’ Met ‘nee’ neemt ze geen genoegen. ‘Ben je nú dan blij? Een heel klein beetje, mama?’ Smeltende irritatie. Wegebbende stress.
Ik heb er eerst geen erg in dat God mij iets wil leren. Daarom doet Hij er nog een schepje bovenop. Een onverwacht cadeautje in de brievenbus, van een voor mij volslagen vreemde. Een boek. Ik zeem mijn ramen, als Michel ermee komt. Ik maak het open en begin te lezen. Na een paar bladzijden zak ik, met rubberen handschoenen en al, neer op het huishoudtrapje. Het is Duizendmaal dank van Ann Voskamp. Ze heeft een jong gezin, net als ik. Ze klaagt soms, net als ik. En ze hongert naar blijvende vreugde, net als ik. In het boek daagt ze me uit om duizend dingen op te schrijven waar ik God voor danken kan.
Ik begin direct. Kijken, benoemen, tellen, danken, maanden aan een stuk. Mijn notitieblok wordt mijn verlengstuk. Ik heb het altijd bij me. Naar de kerk: dank voor zingen en zegen (nummer 176). Naar het stadspark: dank voor fietsen en fietstochten, voor speeltuinen en schommels, voor roze laarsjes in de modder en blote voetjes in het zand (nummers 242-244).
In de weken daarna groeit mijn verrukkelijke duizend-dingen-lijst gestaag. Laten we het houden op een stukje nieuwe mens in mij, dat uit Gods creatieve hand tergend traag tevoorschijn komt. Tegelijk, en verbeeld je de opluchting van de fans, is er de oude mens. Die sacherijnig en gewoon gewóón wil zijn. Vooral op ogenblikken als deze. Alles wat fout kan gaan, gaat fout en ik moet ervoor danken. Want ook voor nare dingen moet je danken, zo heb ik van Ann geleerd.
Dank, Heer, voor deze overdekte parkeerplaats. Dank voor de betaalautomaat, die mijn pas uitspuugt alsof hij er hoogstpersoonlijk misselijk van wordt. Dank voor de noodknop en de stem die spreekt op een toon of ik malende ben. Dank voor het radeloze rondrennen: wáár is mijn auto? Dank voor de ontdekking: dáár is mijn auto. Dank voor de automatische portiervergrendeling, die het om een of andere reden niet wil doen, zelfs na tien keer klikken niet. Dank, dat mijn ogen worden geopend voor het feit dat ik bij de verkeerde auto sta (een dikke BMW, ja, die alleen qua kleur iets weg heeft van de onze).
Dank, dat dit wordt opgemerkt door een man (een goed gelukte veertiger) die spottend naar me grijnst. Dank, dat ik eindelijk zit en rijd en zowaar de weg naar de uitgang weet te vinden. Dank, dat ik vlak voor ik deze heb bereikt, twee mensen zoekend om zich heen zie kijken. Dank, dat ik hen door het open raam paniekerig kan horen zeggen: ‘Waar stáát-ie nou?’ Het zijn vrouwen. God zij dank, het zijn vrouwen. Mijn hart wordt warm van blijdschap om deze lot- en soortgenoten: wat zou het leven saai zijn zonder hen. Dus speciaal voor alle vrouwen van de wereld: mijn ditmaal welgemeende dank. En ik zeg dank, God, Dochterlief, Ann en Gulle Gever: duizendmaal dank.
Tekst: © Ben je mooi gezegend mee (Annemarie van Heijningen-Steenbergen)
In Ben je mooi gezegend mee sleurt Annemarie je mee langs de meest uiteenlopende levensitems. Haar onnavolgbare hink-stap-sprong-gedachten bepalen je bij correctieondergoed en psychologengedoe. Je wordt stilgezet bij werkverslaving en huisdierhysterie. En je belandt via bitterballen bij genadebrood. Kortom: geen hapklare brokken. Maar daarmee wel perfect om te gebruiken als opening van een vergadering, tijdens een rustig momentje overdag of voor het slapengaan.