Annemarie van Heijningen, Boeken

Schrijver in coronatijd

Schrijver in coronatijd

Je zou stilte nodig hebben – en wekenlang je kinderen in huis.
Je zou rust nodig hebben – en wekenlang onrust om je heen.
Je zou inspiratie nodig hebben – en je brein zit op slot.
Je zou willen typen – en je laptop is bezet.

Het is niet erg, hooguit een beetje raar. Deze hele tijd is raar. Surrealistisch. Onwerkelijk. Verdrietig ook. Ergens in een tehuis vocht mijn anders begaafde oom een ongelijke strijd tegen corona. Dierbaren hadden contact op afstand. Ze mochten niet naast hem zitten, niet zijn hand vasthouden, geen oude vertrouwde psalm met hem zingen. Hij is inmiddels naar de Vader gegaan. Maar juist nu er sociale afstand moet zijn, lijkt de familie, inclusief verre neven en nichten, meer gegroepeerd en hechter dan ooit. Digitaal hartscontact blijkt zomaar te kunnen. En dankzij de techniek lopen isolatie en verbinding samen op.

Mijn verhaal is waarschijnlijk ook het jouwe. Iedereen kent wel iemand met corona. De meesten genezen, een enkeling niet. We delen dezelfde zorg, hebben dezelfde angst, zitten in hetzelfde schuitje.

Maar dwars door alles heen is er altijd wel een boek voorhanden. De zegen van een boek dat je nodigt: kom, lees en heradem. Zelf grasduin ik bijna dagelijks in Leven vanuit rust van Tomas Sjödin. Fantastisch, om via het geschreven woord zoveel te mogen ontvangen. ‘Taal, het instrument waarmee de mensheid zich naar elkaar kan uistrekken, is één van de grootste geschenken van het leven.’ Die laatste zin is de afsluiter van mijn eigen boek Dingetjes van dertigers, het boek dat vlak voor de uitbraak van corona het levenslicht zag. Dit boek is eigenlijk een uit de hand gelopen artikel. Verleden jaar april werd me gevraagd een artikel te schrijven voor het magazine Stel. Thema: De biografie van de dertiger. Toen het artikel was afgerond, had ik het gevoel nog maar net begonnen te zijn. ‘Mag ik doorschrijven tot het een boek is?’ vroeg ik aan de uitgever. Ziedaar, de conceptie van Dingetjes van dertigers, volgens de achterflap een ‘boeiend boek over een dynamisch decennium vol dromen, dilemma’s, downs én ups’. Ik heb het met plezier en passie geschreven.
De thema’s zijn, volgens diezelfde achterflap, ‘verrassend divers: van lichtvoetig tot bloedernstig en alles wat ertussen zit.’ Veel specifieke dertigersdingetjes passeren de revue: is dit het leven dat ik wil leiden? Hoe bereik ik onafhankelijkheid in familierelaties? Hoe vind ik mijn balans? Wat is werken in Gods Koninkrijk?

In dit boek wilde ik ook schrijven over de dood. Bij dertig is je levenseinde doorgaans bij lange na nog niet in zicht, maar er begint in dit decennium vaak wel iets te landen over de kwetsbaarheid van dit bestaan. Citaat:

‘Oude mensen moeten sterven, jonge mensen kunnen sterven.’ Die waarschuwende woorden had ik in mijn kindertijd vaak genoeg gehoord. Ergens in mijn dertigersbestaan landde die quote van mijn hoofd naar mijn hart. Het was waar. De dood griste her en der mensen weg, weinig rekening houdend met leeftijd, planning en levenslust. En dan? ‘Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, álles is voldaan!’ Jaar na jaar wurmden deze woorden zich met Pasen door mijn van ontroering dichtgeknepen strot. De triomf van die tekst, de intense bevrijding dit te mogen zingen na de grauwe rouwsluier van de stille zaterdag. Dankzij Jezus Christus hoefde ik geen doodsangst meer te hebben, kreeg ik soms ronduit zin in het leven aan de overkant. Maar ik was meer dan ik, ik was een deel van een gezin. Wat als ik er plotseling niet meer was? Of, voor mij zoveel erger: wat als Michel zou overlijden, of één van de kinderen? Werd het niet eens tijd dat ik me in de dood ging verdiepen? Wat hield sterven in? Hoe konden we ons in praktische zin op sterven voorbereiden? En wat gebeurde er met je lijf als je gestorven was, als je begraven was? Ik wilde het weten, ik wilde dwars door mijn levenslust heen de dood in de ogen kijken.

Je praktisch voorbereiden op de dood geldt alle leeftijden en hoeft niet zwaarbeladen te zijn. Zware onderwerpen worden een stuk lichter wanneer je ze in een opwelling voert. ‘O ja, wat ik me laatst afvroeg, hebben jullie weleens nagedacht over …’ Enzovoorts. De dood bij de doperwtjes op je bordje gedropt – en er is geen minimum leeftijd. Geen mens is te jong en geen kind is te klein om over de dood te praten. De dood, daar zou ik nog weleens een compleet boek over willen schrijven.

Om Dingetjes van dertigers niet al te heftig af te sluiten, eindig ik met een hoofdstuk over de… nu ja, de fysieke beslommeringen bij het ouder worden. Hier een kreukel, daar een rimpel en je kont weer minder rond. Dat soort dingen. Een rare hinkstapsprong, om via de dood te belanden bij het probleem van een puddingbuikje en broccolibillen, maar that’s life – and I love it.

Liefs,
Annemarie

PS. Wil je lekker mee hinkstapsprongen? Bestel Dingetjes dan hier:

Back to list

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *