Het beste van de operatie was dat ik na afloop eindelijk weer wat mocht drinken.
En dat ze om half zeven langskwamen met brood. Het was geen lekker brood, en de thee was veel te slap, maar ik heb nog nooit zoiets heerlijks gehad.
‘Als je wilt, mag je straks douchen,’ zei de zuster. ‘Jozefina zal je wel even helpen.’
Ik wachtte tot Jozefina bezig was met een patiënt, pakte mijn kleren en mijn shampoo en sloop naar de doucheruimte. Wat nou, helpen met douchen! Ik trok de pleister van mijn buik en ontdekte een 8 centimeter lange snee, met twee keurige kruissteekjes dichtgehecht. (Dat was, zo begreep ik later, omdat ik een bikiniwaardige buik heb. Daarom hadden ze het heel netjes van binnen gehecht, en die twee hechtingen aan de buitenkant, dat zou je ook doen als je een kussensloop naait. Dan doe je ook een paar steekjes aan de buitenkant. Over een paar dagen zou ik dus gewoon weer in bikini over het strand kunnen rond paraderen, zonder dat iemand zou denken: hé, die is haar appendix kwijt!)
Zo. Ik was weer schoon én ik was dat vreselijke operatiehemdje kwijt.
Het begon tot me door te dringen dat ik de minst zieke op de afdeling was. Wat deed ik hier eigenlijk! Ik hield een bed bezet terwijl daar nauwelijks reden toe was. ‘Mag ik misschien ook gewoon naar huis?’ vroeg ik. ‘Ik kan best drie keer per dag langskomen voor dat infuus.’
‘Nee, dat kan niet,’ zei de zuster. ‘Want het was toch best wel vies, daar binnen, dus dan houdt de dokter je liever hier.’
Voor het geval dat, zeg maar.
Voor het geval dat er in de komende dagen nog iets mis zou gaan.