Het voelt als spijbelen als we de straat uitrijden. Vanmorgen werd ik wakker in een vierpersoons slaapzaal in het ziekenhuis, nu ben ik op weg naar Oostenrijk. Als er maar geen dokter achter ons aankomt om ons tegen te houden.
De mannen hebben ingepakt terwijl ik op bed lag. Dick rijdt, op de achterbank zoeken ze in Links und rechts der Autobahn alvast een hotelletje uit voor vannacht. ‘Zoek alsjeblieft iets met drie sterren!’ zeg ik, en ik denk aan de zilvervisjes die ik bij honderden over de muur naast mijn bed zag zwemmen in een niet al te schoon Duits onderkomen, jaren geleden. Het regent, maar de wegen zijn rustig, en vóór we het weten zijn we driehonderd kilometer verder. Al over de helft. De zon breekt door, we eten bij McDonald’s, en ik weet bij de eerste hap al dat dit nog beter is dan het ziekenhuiseten. Wat een fantastische wrap. Wat een heerlijke friet. Ik heb nog nooit zoiets geproefd. Dit restaurant zou in aanmerking moeten komen voor een Michelinster.
We rijden verder. Ik neem twee paracetamols. De wijnranken op de heuvels lichten op in de avondzon. ‘Er is een hotel in Oberthulba,’ zegt mijn zoon (20 neurenovierte gemütliche Einzel- und Doppelzimmer mit Flat-TV!) (Bester Service und hervorragende Fränkische und Italienische Küche werden geboten!), en we gaan de snelweg af en we komen in een klein dorpje terecht. Hotel Waldeck ruikt op doordringende wijze naar oud frituurvet, maar de kamers zijn schoon en het heeft wel wat van Fawlty Towers, met al die rare trapjes en gangetjes. De mannen halen de tassen uit de auto en brengen ze naar de kamers en voetballen in het laatste licht, terwijl ik op het balkon zit.
’s Morgens ontbijten we in een ouderwetse eetzaal met een enorm tv-scherm, en er zijn eieren en verse broodjes, er is koffie en thee en jam in kleine bakjes, en er zijn druiven en driehoekjes smeltkaas met ham- en paprikasmaak, en om ons heen praten alle mensen Duits.
Een paar uur later zijn we in Oostenrijk. Zon. Frambozenstruiken. En een privéslaapkamer met uitzicht op de bergen.