Liesbeth van Binsbergen

Liesbeth van Binsbergen (Hasselt, 1969) is een Nederlandse schrijfster van kinderboeken. Ze is woonachtig in Lelystad. Van Binsbergen schrijft zowel voor jonge als oudere kinderen. Ze is getrouwd en moeder van twee kinderen.

Nieuws van Liesbeth van Binsbergen

Nieuws over workshops, voorstellingen.

Schoolbezoek

Heb je altijd al willen weten wat een schrijfster de hele dag doet? Wat ze eet, wat ze leest, wanneer ze schrijft en dat soort dingen? Overleg eens met je meester of juf. Ik kom graag bij jullie langs om in de klas te vertellen hoe het leven van een schrijfster er uit ziet. Een bezoek kun je aanvragen via de website van de Schrijverscentrale

Historie

Wil je nog meer van mij weten? Stuur een mailtje of vraag of jouw juf of meester mij wil uitnodigen op school.

Op een warme zomerdag kwam ik ter wereld. Alleen. Nou ja, met mijn vader en moeder dan, maar voor de rest niemand. De dokter was namelijk te laat. Die geloofde niet dat ik al zou komen. Maar toch was het zo. Een turbo geboorte, zeg maar.
Daarna ben ik geloof ik nooit meer zo snel geweest. O ja, toch wel: één keer ben ik kampioen schaatsen geworden. De eerste van de meiden van de klas. Maar om heel eerlijk te zijn: er zaten toen maar drie meiden in onze klas. Gelukkig was de beker er niet minder mooi om.
Ik ben opgegroeid in Hasselt, een mooi stadje aan het Overijsselse Zwartewater. Mijn vader had daar een fietsenwinkel, aan de kade. In die winkel leerde ik mijn eerste woorden lezen. Mooie woorden, zoals Peugeot, Union en Gazelle. De nieuwe fietsen stonden op een zoldertje, waarvan de planken vloer zó kraakte dat ik soms bang was dat ik er door zou zakken. De tweewielers waren allemaal nog in karton verpakt, dus als je hun namen wilde lezen, moest je een stukje kapot scheuren.
Op de kleuterschool leerde je nog niet lezen, maar hadden ze wel mooie puzzels, en het allermooist was het jaarlijkse pannenkoekenfeest.

Na de kleuterschool volgde de lagere school, de prins Willem Alexander. In klas 1 (nu groep 3) stond lezen wèl op het programma. Alleen, wat een saaie woordjes stonden er in die boekjes: Joop, Miep, oom, tak. Steeds weer hetzelfde. Iedereen zat altijd op de tak en verder gebeurde er niet zoveel.

Gelukkig ontdekte ik al heel snel de bieb. Vanaf dat moment ging er een wereld voor me open – zoveel boeken, met zoveel verhalen! Het voelde alsof ik in een snoepwinkel terecht was gekomen met een enorme buidel duiten. Ik mocht zomaar boeken meenemen en het was nog gratis ook! Tegelijk kroop er ook een stukje paniek binnen: hoe zou ik ooit al die boeken gelezen krijgen?
Ik begon te lezen en te lezen…
Maar ondertussen ontdekte ik dat er naast lezen nog iets leuks is: schrijven!
De meesters en juffen hadden dat ook door. Ze vroegen vaak of ik een stukje voor de schoolkrant wilde schrijven. Eigenlijk was dat niet helemaal eerlijk, want sommige andere kinderen kwamen daardoor nooit aan de beurt.
Voordat je nu denkt dat ik als kind alleen maar met een boekje in een hoekje zat: dat is niet waar. Ik speelde ook graag schooltje, met mijn broers of met kinderen uit de buurt. Als mijn broers geen zin hadden, zeiden ze: ‘Oké, we doen mee, maar dan doen we nu dat het zomervakantie is.’ Wat ik natuurlijk een belachelijk voorstel vond.
Regelmatig richtte ik met mijn vriendinnen een clubje op. Zo hadden we een tennisclub, een knutselclub, een natuurclub en een geheime club.
Ik zat ook op orgelles, en op gym. Het leukste van de gymnastiekvereniging was dat je ieder jaar meedeed met de avondvierdaagse. Dan mocht je op de laatste dag in je turnpakje meelopen achter de muziek aan en kreeg je bloemen.

Op de middelbare school las een leraar een keer een opstel van mij voor. Zomaar hardop, midden in de klas. Bijna was ik onder de tafel gekropen.

‘Je zou een keer mee moeten doen aan een verhalen wedstrijd,’ zei hij daarna ook nog.
‘Ja zeg, ik kijk wel uit,’ dacht ik toen. Geen haar op mijn hoofd. De verhalen die ik schreef, waren gewoon voor mijzelf. Punt uit.

Naar school gaan vond ik geweldig. Zó geweldig, dat ik bedacht dat ik er nooit afscheid van zou kunnen nemen. (ik weet wat je nu denkt – dit is waarschijnlijk niet normaal)
Daarom besloot ik juf te worden. Dat ben ik nog steeds, anderhalve dag per week. Ik help kinderen die lezen heel moeilijk vinden, of rekenen.
Naast mijn werk op de basisschool schrijf ik boeken. En bezoek ik scholen en bibliotheken om over boeken schrijven te vertellen.

Of geef ik schrijfworkshops aan kinderen. En probeer ik twee kinderen op te voeden, samen met mijn man.
De eerste boeken die ik schreef waren bedoeld voor jonge kinderen. Ook voor kinderen uit groep drie, want ik wilde niet dat zij net zulke saaie boekjes zouden moeten lezen als ik vroeger.
Later kwamen er ook boeken bij voor iets oudere kinderen. Ik kom op ideeën door bijvoorbeeld dingen die ik zie gebeuren. In huis, in de straat of in het dorp. Maar ook door dingen die ik hoor van andere mensen, of door wat ik lees in de krant. (Bakken vol krantenknipsels heb ik ondertussen verzameld.) De wereld zit vol verhalen, maar je moet ze wel willen zien!

Schrijver zijn is een superberoep. Je moet er alleen een beetje raar voor zijn. Maar dat is geen probleem. Soms gaat dat zomaar vanzelf. Verder moet je veel discipline hebben. Dat betekent dat je er helemaal voor moet gaan! Want een boek schrijven is niet iets dat je even doet. Het is vaak een zaak van de lange adem waar je dus veel geduld voor nodig hebt. En een verhaal voor de zoveelste keer schrijven is vaak echt geen pretje. Soms denk je ‘Waar ben ik eigenlijk mee bezig?’ Maar als het verhaal dan uiteindelijk goed is en het boek komt uit, dan is dat zo gigantisch fantastisch!
Weet je wat ik doe als er een nieuw boek binnenkomt? Dan ruik ik er even aan. Nieuwe boeken ruiken zó lekker…
Als een boek af is, heb ik weer even meer tijd voor mijn hobby’s: wandelen, lezen, in de kringloop rondneuzen of lekker door een stad struinen, op zoek naar bijzondere winkeltjes. Op een terras zitten mensen kijken, doe ik ook graag. Mensen zijn zó interessant….
Gelukkig is schrijven ook een hobby van me. Ik doe het met heel veel plezier. Fantaseren, mooie woorden bedenken, zinnen in elkaar knutselen… allemaal even leuk.

Toen mijn kinderen kleiner waren, lazen ze vaak mee met mijn verhalen. Ze brachten mij ook wel eens op ideeën. Dat in mijn boeken veel dieren voorkomen, komt door hen. Toen op de achterkant van één van mijn boeken (Actie voor de apen) stond ‘Liesbeth van Binsbergen houdt veel van dieren’, moesten ze hard lachen. Dat was helemaal niet waar volgens hen, want ‘dan hadden we er wel meer thuis!’ Nou, ik vind de verzameling dieren op dit moment wel genoeg. We hebben een cavia, veel vissen en veel vogels (binnen en buiten, beneden en boven).

Ooit hadden we ook nog een konijn. Een paard en een giraffe stonden vroeger ook op het verlanglijstje van de kinderen, maar die zijn er nooit gekomen. Wel hebben we zo ongeveer alle dierentuinen van Nederland bezocht. Beregezellig!

O ja, nog een paar belangrijke dingen:

• Mijn lievelingsdier: lammetje
• Mijn lievelingseten: alles, behalve vis. En kippenlevertjes.
• Mijn lievelingskleur: korenbloemblauw
• Mijn lievelingsvakantieland: Frankrijk of Italië

Wil je nog meer van mij weten? Stuur een mailtje of vraag of jouw juf of meester mij wil uitnodigen op school.

Contact

Vul dit formulier in om contact op te nemen met Liesbeth van Binsbergen.